Kun je goed veiligheidsgedrag makkelijk aanleren?

Auteur: Frank Guldenmund; psycholoog en onderzoeker/docent bij de sectie veiligheidskunde van de TU Delft, in Arbo online

Datum: 12 april 2022

Goed veiligheidsgedrag, misschien praten wij er soms wat te gemakkelijk over. Het hangt af van de situatie, over welk gedrag we het hebben en welk gedrag daarin ‘goed’ is. Hier krijgt u antwoord op de vraag: kun je goed veiligheidsgedrag makkelijk aanleren?

Ook bij deze vraag stel ik eerst twee vragen vooraf, voordat ik tot een antwoord op deze vraag kan komen. Opnieuw kunnen we namelijk de vraag stellen: ‘Wat is makkelijk?’ Maar ook, ‘Wat is precies goed veiligheidsgedrag?’ Als wij het over ‘makkelijk’ veiligheidsgedrag hebben, bijvoorbeeld het dragen van een helm of een mondkapje, om maar wat te noemen, dan is dit betrekkelijk makkelijk aan te leren. Het vereist geen ingewikkeld denkwerk of moeilijke handelingen. Of het daadwerkelijk gebeurt, heeft meestal niets te maken met de eenvoud van de handeling. Vaak spelen dan normen een rol of een bepaalde overtuiging (of beide).

Normen

In de communicatiewetenschap maakt men onderscheid tussen twee typen normen: Descriptieve normen: deze normen geven aan wat mensen gewoonlijk doen. De kracht van deze normen vloeit voort uit wat wij wel ‘sociaal bewijs’ (social proof) noemen: vrijwel iedereen doet het, dus moet het wel goed/juist/correct/et cetera zijn. Op het moment dat wij niet zeker zijn van het juiste gedrag, zijn descriptieve normen effectief;

Injunctieve normen: deze normen geven aan wat mensen vinden dat mensen moeten doen. Het effect van deze normen hangt nauw samen met ‘sociale goedkeuring’ (social approval): als ik doe wat de meeste mensen vinden dat ik moet doen, word ik geaccepteerd en hoor ik er helemaal bij.

Communicatiewetenschappen houden zich onder andere bezig met campagnes en de effectiviteit ervan. Campagnes tegen het roken of het gebruik van mobieltjes achter het stuur zijn hier bekende voorbeelden van. Maar wat werkt het best, vertellen wat de meeste mensen doen (descriptieve norm) of vertellen wat de meeste mensen vinden of denken van bepaald gedrag (injunctieve norm)? En hoe presenteer je de norm, positief (positief frame) of negatief (negatief frame)?

Uiteraard is dit onderzocht en het resultaat is misschien verrassend voor u. Wat blijkt namelijk? Voor een negatief frame (‘doe dit niet’) is het gebruik van een injunctieve norm (‘de meeste mensen vinden of denken dat’) het best. Maar voor een positief frame (‘doe dit wel’) werkt een descriptieve norm (‘de meeste mensen doen’) beter.

Dus ‘Jouw collega’s vinden (injunctieve norm) dat je niet de regels moet overtreden (negatief frame) als je haast hebt’ zou volgens dit onderzoek een effectieve formulering moeten zijn. Of anders is ‘Jouw collega’s houden zich aan de regels (descriptief en positief) als zij haast hebben’ ook goed.

Opmerkelijk is dat een formulering als ‘Jouw collega’s vinden dat je je aan de regels moet houden (injunctief en positief) als je haast hebt’ juist minder effectief is. Taal, het blijft een lastig ding.

Imiteren en leren

Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag al stelde: mensen imiteren veel, heel veel. Dit gebeurt veelal onbewust. Let maar eens op als u een met een ander staat te praten. Staat hij met zijn handen in de zij, u gaat het vervolgens ook doen. Ook nemen wij vaak woorden van elkaar over als wij met elkaar in gesprek zijn (‘eigenlijk’, ‘als in’, enzovoort). Wat wij de meeste mensen zien doen, geeft ons de descriptieve norm.

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat u het ook moet gaan doen. Als ik op de snelweg rijd met mijn cruise control op 100 km, word ik van alle kanten ingehaald. Het was een keer zó opvallend dat ik mijn partner vroeg op te zoeken of de snelheidsbeperking alleen doordeweeks van kracht was! Dus zo sterk kan deze descriptieve norm op ons inwerken, dat wij aan onze eigen normen gaan twijfelen.

Veiligheidsgedrag, vier typen van leren

Wat betreft het leren van veiligheidsgedrag, kunnen wij een onderscheid maken tussen vier typen van leren.

1. Gewenning, aanpassing

Dit lijkt geen leren, maar is het uiteraard wel. Deze vorm van leren is zelfs op het niveau van een enkele zenuwcel aangetoond. Onderzoekers stimuleerden een zenuwcel van een zeeslak op een specifieke plek, en na verloop van tijd reageerde de cel niet meer. Lawaai went ook en allerlei andere prikkels. Deze vorm van leren zit in ons systeem ingebakken.

2. Conditioneren

De Rus Pavlov liet iedere keer dat hij een hond te eten gaf, een belletje rinkelen. Als een hond eten ruikt, dan gaat hij meestal kwijlen. Dit is een natuurlijke reactie. Na verloop van tijd, ging de hond echter kwijlen als Pavlov met het belletje rinkelde. Pavlov had de hond dus ‘geleerd’ te kwijlen bij het horen van het belletje. Dit noemen wij tegenwoordig ‘klassiek’ conditioneren.

De Amerikaan Skinner leerde dieren (hij werkte vaak met duiven en ratten) nieuw gedrag door ze te belonen als zij het gewenste gedrag vertoonden. Dit heet ‘operant’ conditioneren en werkt met beloning en straf. De bekende gedragsprogramma’s zoals STOP en BBS (behavior-based safety) zijn hierop gebaseerd. Ook trainingen en ‘drills’ kunnen wij beschouwen als vormen van conditioneren: wij leren dan wanneer (prikkel) wij wat (respons) moeten doen.

Ook kunnen wij leren met vallen en opstaan, waarmee wij onszelf conditioneren. Op een bepaald moment hebben wij iets onder de knie (Hoera, het lukt!) en dit werkt belonend (Yesss!) en dus versterkend.

3. Imitatie

Hier heb ik het al over gehad. Volgens psycholoog Ap Dijksterhuis werkt imitatie als ‘sociale lijm’. Doordat wij elkaar imiteren, voelen wij ons meer verbonden, ‘horen wij er bij’. Maar dan moet je natuurlijk wel het juiste gedrag kopiëren, en niet het verkeerde gedrag (wat maar al te vaak gebeurt).

4. Inzichtelijk leren

Dit is de meest geavanceerde vorm van leren waarbij wij met bestaande kennis, nieuwe kennis genereren. Dit is iets wat zich eerst in ons hoofd afspeelt, waarna wij het bedachte in de praktijk gaan testen. Als wij het over ‘moeilijk’ veiligheidsgedrag hebben, dan gaat het eigenlijk over deze vorm van leren. Laat ik hier nog wat dieper op ingaan.

Kun je goed veiligheidsgedrag makkelijk aanleren?

Het Cynefin raamwerk

De Welshman David Snowden heeft het zogenaamde ‘Cynefin’ raamwerk bedacht (spreek uit: kunèvin). Hij maakt een onderscheid tussen vier handelingsperspectieven.

Situatie 1

Het eerste perspectief betreft een bekende situatie (simpel). De vereiste handelingen en de uitkomst daarvan zijn bekend en er zijn uitstekende praktijkvoorbeelden voorhanden. Appeltje eitje, dus.

Situatie 2

Situatie 2 is wat ingewikkelder. De vereiste handelingen zijn niet algemeen bekend, het is het werk van specialisten. Hun praktijkervaringen zijn goed, maar best practices ontbreken.

Situatie 3

Situatie 3 is complex. Zo complex, dat er zelfs geen specialisten zijn die deze situatie meteen het hoofd kunnen bieden. Er zijn ook geen goede praktijken voorhanden. Wat te doen? Wij kwamen bijvoorbeeld in een complexe situatie terecht toen de coronapandemie uitbrak. Er lagen misschien wel wat plannen klaar, maar niemand had ervaring met deze plannen. Dat de situatie complex was, konden wij ook zien aan de verschillende aanpakken die de landen in Europa kozen. Ook nu nog bevinden wij ons in een complexe situatie, want niemand weet hoe de huidige versoepelingen precies gaan uitpakken.

Situatie 4

Tot slot: complete chaos, situatie 4. Hier moeten wij denken aan 9/11, de ramp met de kerncentrale in Fukushima en de Watersnoodramp van 1953. Gewenst gedrag verschilt per situatie Welnu, het is duidelijk dat het gewenste veiligheidsgedrag in alle vier de situaties verschilt en niet altijd even makkelijk te noemen is. Gedrag geschikt voor situatie 1 (simpel) kunnen wij trainen, drillen. Gedrag in situatie 2 (ingewikkeld) kunnen wij eveneens leren, oefenen, verbeteren, fijn slijpen. Zodanig dat het ons steeds makkelijker afgaat en wij ook expert worden. Maar misschien willen wij dat niet en laten wij het expertgedrag aan anderen over.

Ik kan mij indenken dat niet iedereen een openhartoperatie wil kunnen uitvoeren, laat staan op een veilige manier. Dat laten wij dus aan de anderen over. Voor een expert kan het gewenste gedrag vrij simpel zijn. Bijvoorbeeld voor een ervaren hartchirurg, die dagelijks operaties uitvoert. Maar als zich complicaties voordoen, dan zit hij plotsklaps in situatie 2.

Het gepaste gedrag in complexe situaties (situatie 3) is iets dat wij moeten onderzoeken, waarmee wij moeten experimenteren, zodanig dat wij leren wat effectief is en op den duur naar situatie 2 verhuist. Inzichtelijk leren, dus. Tja, gedrag in chaotische situaties (situatie 4) zal erop gericht zijn de situatie zo te stabiliseren dat we overzicht krijgen. Wij kunnen dan weer gerichter handelen en daarmee misschien in situatie 3 belanden. Wat hebben wij aan dit raamwerk? Op de eerste plaats is het belangrijk dat wij het juiste gedrag vertonen in de juiste situatie. Doen alsof een complexe situatie simpel is, is niet handig. Zelf gaan lopen klooien in situatie 2 als je geen specialist bent, is ook niet handig. Maar iemand verwijten maken dat hij improviseert en experimenteert in situatie 3, is onredelijk. Want dat is juist wat je moet doen als je in zo’n situatie verkeert.

Het hangt allemaal van de situatie af

Veiligheidsgedrag, misschien praten wij er soms wat te gemakkelijk over. Het hangt van de situatie af, over welk gedrag wij het hebben en welk gedrag daarin ‘goed’ is. Ons gedrag wordt, onder andere, bepaald door normen (descriptief, injunctief), onze opleiding (wat wij geleerd hebben en waarin wij specialist zijn) en de aard van de situatie (simpel, ingewikkeld, complex of chaos).

En leren? Dat doen wij iedere dag. Mijn motto is derhalve: elke dag is een schooldag!

Literatuur Ap Dijksterhuis (2011). Het slimme onbewuste. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus. Saar Mollen, Rob Holland, Robert Ruiter3, Rajiv Rimal en Gerjo Kok (2016). When the Frame Fits the Social Picture: The Effects of Framed Social Norm Messages on Healthy and Unhealthy Food Consumption. Communication Research, 1-33. David Snowden en Mary Boone (2007). A Leader’s Framework for Decision Making. Harvard Business Review, November 2007, 69–76.