Zone bepaling

atex componenten

Het bepalen van de zone gebieden

Om de toelaatbaarheid te bepalen van ontstekingsbronnen in een gebied, waar brandbare stoffen (gas/damp/vaste stof) in grotere dan bepaalde minimale hoeveelheden voorhanden zijn of vrij kunnen komen, dient dit gebied allereerst te worden ingedeeld in gevarenzones. Hierbij wordt in de basis onderscheiden:

  • niet-gevaarlijk gebied (NGG), welke een gebied is waar een explosieve atmosfeer niet in een zodanige hoeveelheid voorkomt dat maatregelen ten aanzien van ontstekingsbronnen vereist zijn
  • een gevaarlijk gebied is een gebied waar een explosieve atmosfeer in zodanige hoeveelheid aanwezig is dat maatregelen ten aanzien van ontstekingsbronnen vereist zijn.

Van belang voor de zonering zijn dan vooral de definities van de verschillende zogenaamde gevaarlijke gebieden, welke uitgebreid beschreven zijn in de NEN-EN-IEC 60079-10-1/-2.

Om de aard van de maatregelen te bepalen, wordt het gevaarlijke gebied ingedeeld in zones: respectievelijk zone 0, 1 en 2 waar er een kans aanwezig is op een gasontploffing en zone 20, 21 en 22 waar een kans aanwezig is op een stofexplosie.

In z'n algemeenheid geldt dat:

  • zone 0 en 20 is een gebied waarbinnen een explosieve atmosfeer bij normaal bedrijf gedurende langere periode aanwezig is; of meer dan 10% van de bedrijfsduur aanwezig is, in totaal meer dan 1000 uur per jaar ter gedachtebepaling;
  • zone 1 en 21 is een gebied waarbinnen de kans op een explosieve atmosfeer bij normaal bedrijf groot is, of tussen 0,1% en 10% van de bedrijfsduur aanwezig is, tussen 10 en 1000 uur per jaar ter gedachtebepaling
  • zone 2 en 22 is een gebied waarbinnen de kans op een explosieve atmosfeer bij normaal bedrijf klein is, of minder dan 0,1% van de bedrijfsduur aanwezig is, in totaal minder dan 10 uur per jaar ter gedachtebepaling.

De term explosieve atmosfeer houdt in dat atmosferische condities gelden, te weten een druk tussen 0.8 en 1.1 bara, een temperatuur tussen -20 en 40 ºC en een zuurstofgehalte tussen 20 en 22 vol%. Voor gebieden buiten deze atmosferische condities is echter doorgaans ook een ATEX aanpak vereist.

Binnen dit dossier wordt een zonering gepresenteerd van de installatie waarbij onder normale omstandigheden mogelijke gas emissie cq stof uit een gesloten installatie het gevolg is van de huidige normale procesvoering dan wel een (enkel) falen van een (al dan niet automatische) procesregeling. Calamiteiten vallen niet direct onder de ATEX regelgeving, dit moet echter wel worden beschreven in calamiteiten en of noodplannen.

Zone-indeling conform NEN-EN-IEC 60079-10-1

De verplichting van een gevarenzone-indeling volgt uit de mogelijke aanwezigheid of het kunnen vrijkomen van minimale hoeveelheden brandbare stoffen. Daartoe worden gassen en vloeistoffen ingedeeld in 5 klassen, afhankelijk van het vlampunt.

Bij de aanwezigheid of het kunnen vrijkomen van hoeveelheden groter dan of gelijk aan de getallen uit tabel dient een gevarenzone-indeling gemaakt te worden.

 

Lees verder

Zone-indeling conform NEN-EN-IEC 60079-10-2

De verplichting van een gevarenzone-indeling voor stof, volgt uit de aanwezigheid van stof wolken en/of stof lagen.

Bij aanwezigheid dan wel vrij kunnen komen van hoeveelheden stof groter dan of gelijk aan de getallen uit de tabel dient een gevarenzone-indeling gemaakt te worden.

Lees verder

"Niets is mij een ongeval waard"